Elk tumortype heeft zijn eigen kenmerken en dus gedragen niet alle tumoren zich op een gelijkaardige manier.
Om een tumor goed te kunnen bestrijden is specifieke informatie nodig. Hoe meer men weet over de tumor, hoe preciezer men deze kan behandelen.
Zo kan een hond een tumor in het bot hebben, maar daarmee is nog niet geweten welke soort tumor dit is. Komt deze tumor voort uit het botweefsel zelf (osteosarcoom) of uit het kraakbeen (chondrosarcoom)? Of er is misschien sprake van een uitzaaiing naar het bot (bijvoorbeeld in het geval van een prostaatcarcinoom)?
Een osteosarcoom is heel wat agressiever dan een chondrosarcoom en vraagt om een andere aanpak. Daarom is het belangrijk dit verschil te achterhalen. Zo kan een weefselstaal (weefselbiopt) van de tumor worden genomen en onderzocht (histopathologie), of cellen worden geaspireerd uit de tumor (dunnenaaldaspiratiebiopt (DNAB’s)) en vervolgens onderzocht (cytologie).
Men kan met beeldvormende technieken (röntgenfoto’s, CT-scan, MRI-scan, echografisch onderzoek, scopie, etc.) extra informatie verzamelen over waar de tumor zich precies bevindt. Dit maakt het mogelijk een betere behandelingsplanning op te stellen voor de chirurgie en/of andere behandelingen, en hierdoor de kans op een recidief te verkleinen.