Locatie: | Neusspiegel, mondholte |
Gedrag: | Varieert afhankelijk van locatie en stadium van goed tot agressief |
Diagnose: | Histologie, CT/MRI |
Behandeling: | Chirurgie |
Prognose: | Gelinkt met locatie en klinisch stadium |
Locatie: | Neusspiegel, mondholte |
Gedrag: | Varieert afhankelijk van locatie en stadium van goed tot agressief |
Diagnose: | Histologie, CT/MRI |
Behandeling: | Chirurgie |
Prognose: | Gelinkt met locatie en klinisch stadium |
Dit tumortype is gelegen in de mondholte ter hoogte van de onderkaak, bovenkaak, achter het oog, op de overgang tussen mondholte en keel, de tonsillen, luchtpijp.
In de huid kan het op verschillende plekken voorkomen, waaronder de neusspiegel, oogleden, gehoorgangen, penis en de vaginawand.
De huid bestaat uit meerdere cellagen, waarvan de cellen van de bovenste laag (het epitheel) squameuze cellen of plaveiselcellen genoemd worden. Deze cellen kunnen tumoraal ontaarden en door overmatig delen plaatselijk een tumor vormen. Dit wordt een plaveiselcelcarcinoom of squameus cel carcinoom genoemd.
Deze huidtumoren kunnen op meerdere plaatsen in het lichaam voorkomen en gedragen zich agressiever ter hoogte van de mondholte dan ter hoogte van de huid zelf. Over het algemeen groeien ze vooral plaatselijk in en hebben ze een lage neiging tot uitzaaiing. Squameus celcarcinomen (SCC) treffen vooral oudere honden van grotere rassen. Het is de meest voorkomende kwaadaardige tumor van de opperhuid en de tweede meest voorkomende van de mondholte. Vooral lichtharige dunbehaarde plaatsen op de huid zijn gevoelig voor het ontwikkelen van SCC, vermoedelijk door UV-straling.
De mediane leeftijd waarop deze tumor ontstaat is 10-11 jaar bij honden voor tumoren aan de neusspiegel en gemiddeld 8-10 jaar voor de mondholte.
Een hoger risico op ontwikkeling van dit tumortype werd gemeld Labrador en Golden retriever, Bloedhond, Basset, standaardpoedel, vooral grotere hondenrassen (voor de locatie op de neusspiegel).
De ontwikkeling van invasieve SCC verloopt over een vrij uitgestrekte termijn (maanden tot jaren) en volgt meestal de volgende stadia tijdens zijn ontwikkeling (waarvan sommige kunnen onopgemerkt blijven voor de eigenaar):
Indien de tumor zich in de mondholte bevindt, kunnen volgende symptomen optreden: toegenomen kwijlen, een zwelling in het gezicht, bloedingen uit de mond, gewichtsverlies, slechte adem, moeite met slikken, pijn bij het openen van de mond. Losstaande tanden kunnen een aanwijzing zijn van aantasting van de kaak door de tumor.
Uiterlijk: erg variabel (papillair, krater – paddestoel). In de mondholte kan het voorkomen variëren tussen een rode verhevenheid, een bloemkoolachtig of verzweerd gezwel. Voor orale SCC is bij meer dan 70% van de honden aantasting van het onderliggende bot aanwezig.
Uitzaaiingen: dit lijkt bij de huidvariant erg weinig voor te komen, bij de vorm op de neusspiegel zaait het voornamelijk uit naar de lokale lymfeknopen. Bij de orale vorm voorin de mondholte vindt uitzaaiing naar de lokale lymfeknopen plaats bij < 10% en naar de longen bij 3%-36% van de honden. Bij de orale vorm van de tonsillen en tongbasis zaait de tumor veel gemakkelijker uit (tot 73% van de honden). Hierover is op dit moment nog weinig documentatie beschikbaar.
Staalname kan op verschillende manieren.
Een dunne naald (aspiratie) biopt dat uitgestreken wordt op een draagglaasje, kan vervolgens gekleurd en onder een microscoop bekeken worden. Dit geeft vaak al voldoende aanwijzingen dat het om een kwaadaardige huidtumor gaat, maar wanneer het gewenst is om na te gaan hoe diep in de huid de tumor reikt (erg oppervlakkig of diep infiltrerend), worden er meestal stukjes weefsel weggenomen door middel van een kleine chirurgische ingreep (een weefselbiopt of een punchbiopt met een soort appelboortje).
Indien het gezwel op de neusspiegel of in de mondholte voorkomt is voor deze staalname een kortdurende algemene verdoving nodig (omdat de neusspiegel erg gevoelig is en omdat er reflexmatig gebeten kan worden wanneer men ‘vast’ weefsel in de mondholte probeert weg te nemen).
De lymfeknopen zijn zelden betrokken, tenzij in een erg gevorderd stadium. Een rechtstreeks afschraapsel/afdruk van het gezwel op een draagglaasje kan na kleuring van het uitstrijkje soms tumorcellen weergeven, maar meestal ziet men enkel ontstekingscellen en is het geen goede representatieve weergave van wat er werkelijk aan de hand is.
CT en/of MRI-scans kunnen duidelijkheid verschaffen over hoe diep de tumor reikt, hetgeen de nodige informatie verschaft om in te schatten in welke mate men de tumor chirurgisch kan verwijderen. Daarnaast kan men door middel van deze scans de regionale lymfeknopen in beeld krijgen waardoor nagegaan kan worden of er aanwijzingen zijn voor uitzaaiingen. Ook de borstkas kan op deze manier veel nauwkeuriger beoordeeld worden om eventuele kleine uitzaaiingen, die nog niet zichtbaar zijn op een röntgenfoto, op te sporen.
Een röntgenfoto van de borstkas zal gezien de lage neiging tot uitzaaiingen in de overgrote meerderheid van de gevallen geen uitzaaiingen weergeven.
Preventief kan er gedacht worden aan het vermijden van blootstelling aan zonlicht, maar dat is in de praktijk voor honden meestal niet haalbaar. Regelmatige inspectie van de mondholte van uw hond kan zorgen voor vroegtijdige detectie, waardoor vaak veel eerder en daardoor veel minder ingrijpende behandelingen mogelijk zijn. Afhankelijk van de diepte van de tumor zal de behandeling verschillen. Voor de oppervlakkige vorm zijn er meer behandelingsopties dan voor de invasieve vorm.
Deze vorm kan, wanneer er voldoende tumorvrije marges genomen kunnen worden, afdoende behandeld worden met wegsnijden. Andere opties zijn lokale bevriezing, lasers, lichttherapie (fotodynamische therapie), bestraling, al dan niet gecombineerd met het injecteren van chemo in de tumor en debulking (wegsnijden van tumorweefsel zonder marges te nemen). Het nadeel van deze alternatieve technieken is dat ze niet toelaten om na te gaan of men wel degelijk de hele tumor heeft verwijderd of behandeld. Opgelet, bestraling van dit tumortype op de neusspiegel heeft betere resultaten bij katten dan bij honden.
De voorkeursbehandeling voor invasieve letsels is het chirurgisch verwijderen van het gezwel zolang dit zich niet heeft verspreid naar de lip en de omliggende huid. Indien de marges niet behaald kunnen worden kan bijkomende bestraling tot goede resultaten leiden.
Chirurgie draagt meestal de voorkeur weg. Wijde chirurgische excisie leidt gewoonlijk tot het op lange termijn onder controle houden van de tumor vanwege het lage percentage aan uitzaaiingen.
Radiotherapie is -in tegenstelling tot bij katten- meestal niet effectief bij honden met dit tumortype ter hoogte van de neusspiegel. Bij tumoren ter hoogte van de mondholte bekwam men betere resultaten (31% van de behandelde honden herviel). Chemotherapie wordt meer en meer toegepast en is eerder aangewezen wanneer het een uitgebreide tumormassa betreft of wanneer er uitzaaiingen zijn vastgesteld.
Verder is de mentale gezondheid een niet te onderschatten factor: soms kan het uiterlijk/aangezicht van uw dier behoorlijk veranderd zijn na chirurgische verwijdering van een (grote) tumor. De hond zelf heeft hier geen last van, maar de eigenaren, of passanten, kunnen er van schrikken of vragen gaan stellen. Blijvende aandacht en liefde bieden, kunnen pijngevoelens bij mens en dier doen afnemen. Het is belangrijk om verveling, vermoeidheid en isolatie bij uw hond te vermijden, aangezien dit de pijndrempel verlaagt. Een vast schema en omgeving, voldoende slaap/rust, omgevingsverrijking, gezelschap, sympathie en het vermijden van onaangename omgevingen kunnen aanzienlijk het ongemak dat geassocieerd wordt met kanker verminderen.
De prognose hangt samen met zowel de locatie en de grootte van de tumor als de gekozen behandeling.