Locatie: | Bindweefsel (onder)huids |
Gedrag: | Groeit traag in naburige weefsels, zelden uitzaaiingen |
Diagnose: | Cytologie, histologie, radiografie |
Behandeling: | Chirurgie, radiotherapie |
Prognose: | Bij volledige wegname zeer goed |
Locatie: | Bindweefsel (onder)huids |
Gedrag: | Groeit traag in naburige weefsels, zelden uitzaaiingen |
Diagnose: | Cytologie, histologie, radiografie |
Behandeling: | Chirurgie, radiotherapie |
Prognose: | Bij volledige wegname zeer goed |
Dit tumortype is gelegen in de huid of onderhuids ter hoogte van de romp, melkklieren, ledematen en hoofd.
Deze tumoren groeien traag, lijken ingekapseld, kunnen zacht tot stevig zijn en groeien in de naburige weefsels in. Lokaal herval na chirurgische verwijdering komt regelmatig voor. Indien er uitzaaiingen zijn verspreiden deze zich voornamelijk via het bloed, uitzaaiingen naar de lokale lymfeknopen zijn ongewoon.
Dit tumortype komt eerder voor bij grote rassen, maar in het algemeen is er geen sterke rasvoorkeur.
Deze tumor groeit traag en vormt over het algemeen een niet-pijnlijke massa. Afhankelijk van de lokalisatie van de tumor en hoe invasief de tumor is zullen lokale symptomen optreden (vb een tumor die het bot binnendringt of het plooien van de tenen bemoeilijkt zal manken veroorzaken). Satellietletsels komen geregeld voor. Dit omdat fibrosarcomen de weg van de minste weerstand kiezen bij het spreiden. Spant de huid, dan zoekt de tumor het hogerop.
Het aanprikken van het gezwel (fijne naaldaspiraat) wordt steeds aangeraden om de tumor te kunnen onderscheiden van andere gezwellen met potentieel een gelijkaardig voorkomen (gezwellen zoals vetknobbels, ingekapselde vochtophopingen, ontstekingen, abcessen). Vanwege de aard van fibrosarcomen kunnen fijne naaldaspiraten echter leiden tot vals-negatieve resultaten. Het vinden van tumorcellen op een aspiraat is het bewijs van een tumor/uitzaaiing, maar als men geen tumorcellen vindt sluit dit een tumor/uitzaaiing niet uit.
Voor een definitieve diagnose is het nemen van een weefselstaal (biopt) noodzakelijk. Dit kan men bekomen door een klein weefselstaal te nemen via een grote naald, een deel van het tumorweefsel weg te snijden of de tumor volledig weg te nemen.
Radiografie van de borstholte wordt aangeraden om uitzaaiingen in de longen uit te sluiten. Radiografie, echografie, CT/MRI van de plaats waar de primaire tumor zich bevindt kan nodig zijn wanneer de massa vastzit op onderliggende structuren en men wil te weten komen in welke mate de onderliggende structuren betrokken zijn. Op deze manier kan de volledige wegname van de tumor beter gepland worden. Zo geeft echografie in 19% van de gevallen aan dat er grotere marges nodig zijn en CT in 65% van de gevallen.
Via gewone histopathologie is het niet altijd eenvoudig om fibrosarcomen te onderscheiden van andere tumortypes. Daarom worden soms technieken ingezet waarbij antistoffen binden aan bepaalde weefselmerkers die voorkomen bij fibrosarcomen. Indien deze weefselmerkers aankleuren in het weefselstaal betekent dit dat de kans groot is dat men met een fibrosarcoom te maken heeft. De weefselgraad wordt gebaseerd op de mate van differentiatie (hoe herkenbaar de weefselonderdelen zijn), delingsindex (hoe sterk de kankercellen delen) en necrose (weefselsterfte). Hoe minder gedifferentieerd en hoe hoger de delingsindex en necrose, hoe slechter de prognose.
Graad | score | differentiatiescore | mitosescore (mitose/veld) | weefselsterfte |
---|---|---|---|---|
Graad 1 | <=3 | 1 = goed gedifferentieerd | 1 = 0-9 | 1 = geen |
Graad 2 | 4-5 | 2 = matig gedifferentieerd | 2 = 10-19 | 2 = <=50% |
Graad 3 | >=6 | 3 = niet gedifferentieerd | 3 = > 19 | 3 = > 50% |
Chirurgie met ruime marges (een minimum van 3 cm marge en 1-2 weefsellagen is nodig) wordt aangeraden voor fibrosarcomen. Chirurgie of radiotherapie worden aangeraden bij herval van een onvolledig verwijderd fibrosarcoom. Indien er geen uitzaaiingen aanwezig zijn is na volledige wegname van het gezwel de hond genezen.
Chemotherapie wordt aangeraden als palliatieve behandeling van meetbare fibrosarcomen en graad 3 fibrosarcomen. Bij uitzaaiingen werden met doxorubicine en andere chemotherapeutica meetbare resultaten behaald. Informatie over de effecten op micro-uitzaaiingen ontbreken echter en de algemene efficiëntie van chemotherapie in het voorkomen of vertragen van lokaal herval of uitzaaiingen is onbekend.
Informatie over de geschiktheid van radiotherapie bij transitioneel celcarcinomen bij honden is beperkt en wordt verder onderzocht.
Over het algemeen vormt de primaire tumor meer een probleem dan de uitzaaiingen. De grootte van de tumor, de weefselgraad en hoe volledig de tumor kan weggenomen worden hangen samen met het te verwachten succes van de chirurgische behandeling. Bij een grote tumor, een hoge weefselgraad en onvolledige marges is de kans op herval groter dan bij een kleine tumor, met een lage weefselgraad, die volledig verwijderd kon worden. Zo zal indien de tumor onvolledig wordt weggenomen 20-35% (hoger bij hooggradige tumoren) van de tumoren hervallen en terugkeren op dezelfde plek. Tumoren die hervallen zijn moeilijker onder controle te krijgen dan degene die nog niet eerder werden verwijderd (sneller hervallen en hogere kans op uitzaaiingen). Indien 12 maanden na de chirurgische wegname er geen herval aanwezig is, is het onwaarschijnlijk dat dit nog zal gebeuren.
Radiotherapie voor onvolledig verwijderde tumoren biedt een lokale controle bij 5-30% van de behandelde honden op 1 jaar, de mediane tijd tot lokaal herval ~2 jaar.
Aangezien fibrosarcomen over het algemeen traag groeien evenals hun uitzaaiingen en deze tumor vooral voorkomt bij oudere honden, leidt dit tumortype en haar uitzaaiingen zelden tot de doodsoorzaak van de hond.